Voorbeelden
Hieronder staan enkele teksten uit het boek. Voor een overzicht van alle
lemma's in De Grote Globaliseringsgids, surf naar www.GroteGlobaliseringsGids.nl
en druk op de knop Inhoud
op het beginscherm.
Wanneer in de tekst een woord in kleur is
afgedrukt, wordt er verwezen naar een ander lemma in het boek. Ook vervoegingen
van een woord verwijzen naar het bijbehorende lemma: ‘talen’
verwijst naar het lemma Taal, ‘migranten’
naar het lemma Migratie, et cetera.
Klik op één van de voorbeeldteksten:
• Voorwoord: Waarom
dit boek?
• Gouden-Bogen Theorie van Conflictpreventie
• Outsourcing
•
Meer voorbeeldteksten
Voorwoord:
Waarom dit boek?
Terwijl ik dit schrijf, zie ik vanuit mijn ooghoek op de televisie honderden
popsterren en rockveteranen in negen landen optreden in de strijd tegen
armoede. Het is zaterdag 2 juli 2005, de dag van Live 8. Bijna
elk kwartier spreekt een beroemdheid de honderdduizenden fans toe over
armoede. De een stelt dat ‘elke drie seconden een kind aan een ziekte
sterft die gemakkelijk te voorkomen is’ en de ander dat ‘vanavond
dertigduizend mensen aan extreme armoede gestorven zijn, net als morgenavond,
en alle avonden daarna’. En vooral: dat wij daar iets aan kunnen
doen. Volgens de kranten zou ongeveer een derde van de wereldbevolking
met mij ‘het grootste popevenement ooit’ volgen. Als dat geen
globalisering is.
Ik merk
dat Live 8 me raakt, en me zelfs ontroert. Eindelijk aandacht voor wat
onmiskenbaar ’s werelds grootste probleem is: armoede. Tijdens Live
8, en ook in de aanloop naar de bijeenkomst van de G8 (de zeven rijkste
industrielanden plus Rusland), de aanleiding voor Live 8, heb ik meer
media-aandacht voor de mondiale armoede gezien dan ooit en vooral voor
de vraag wat we eraan kunnen doen. En dan staat de historische top van
de Verenigde Naties in september 2005 nog op de agenda, waar zo’n
190 wereldleiders zich over soortgelijke vragen zullen buigen, net als
de cruciale onderhandelingstop in december van de Wereldhandelsorganisatie
(WTO) in Hongkong.
Tegelijkertijd
erger ik me. In krantenberichten en op televisiejournaals lees en hoor
ik rammelende redeneringen en cijfers die niet kúnnen kloppen.
En bovenal mis ik een heldere, evenwichtige discussie waarin voor- en
tegenstanders aan het woord komen over de vraag hoe armoede het best te
bestrijden valt. Precies de reden waarom ik twee jaar geleden aan dit
boek begon.
In 1999
zette ik in Afrika mijn eerste schreden op het journalistieke pad. Ik
was net afgestudeerd en wilde zien, horen, ruiken en voelen hoe een grote
meerderheid van de wereldbevolking leeft: in armoede. Na een half jaar
met pen en notitieblok door Afrika gezworven te hebben, keerde ik met
veel indrukken en nog meer vragen terug. Vooral die ene vraag bleef onbeantwoord:
hoe moeten we armoede bestrijden?
De sombere
cijfers en felle aanklachten van hulporganisaties en andersglobalisten
zijn indrukwekkend, maar liberale economen stellen dat de afgelopen twintig
jaar de armoede juist spectaculair is gedaald. Het percentage van de wereldbevolking
dat van minder dan een dollar per dag moet leven, is volgens hen gehalveerd
naar eenentwintig procent. Vooral de ontwikkelingslanden zouden worden
opgestoten in de vaart der volkeren: sinds 1970 steeg de gemiddelde levensverwachting
er van vijfenvijftig naar vierenzestig jaar, daalde de kindersterfte met
twintig procent, liep het analfabetisme in rap tempo terug en zakte het
percentage ondervoede mensen van vijfendertig naar zeventien procent.
En niet te vergeten: er leven meer mensen dan ooit in een democratie.
Mijn zoektocht leverde dus geen eenduidig, overzichtelijk antwoord op.
Eén
ding was me wel duidelijk geworden: het codewoord is globalisering, het
proces waardoor mensen wereldwijd in toenemende mate van elkaar afhankelijk
zijn.
Ik besloot een boek te schrijven waarin op heldere, toegankelijke wijze
dat ogenschijnlijk mythische en mistige begrip ‘globalisering’
ontleed wordt. Er ging een wereld voor me open. Door bij voor- en tegenstanders
te rade te gaan – van radicale andersglobalisten tot fervente neoliberale
economen – werd mijn wereldbeeld veel genuanceerder. Ook leerde
ik dat globalisering alles met Nederland te maken heeft.
‘Nederland
is Nederland niet meer,’ hoorde je in straatinterviews in de aanloop
naar het referendum over de Europese Grondwet (2005). Maar Nederland bestaat
al lang niet meer. Nederland is een gebied dat aan de delta van enkele
grote Europese rivieren ligt, een regio die meedeint op de golven van
globalisering. ‘De politiek kan niets anders dan de ligstoelen herschikken
op het dek van de Titanic,’ zoals een andersglobalist het met gevoel
voor drama verwoordde. Wie ervoor pleit dat Nederland zijn soevereiniteit
niet moet opgeven, heeft niet door dat Nederland die soevereiniteit al
lang heeft verloren. Ga maar na: de belangrijkste problemen voor Nederland
zijn in eigen land alleen niet op te lossen: het omgaan met radicaliserende
moslimjongeren die terrorisme bejubelen, het op gang brengen van de economie,
het terugdringen van luchtvervuiling in steden, het reguleren van (illegale)
arbeidsmigratie, het in stand houden van de welvaartsstaat – al
deze problemen zijn in hoge mate internationaal bepaald. Niet dat Nederland
met lege handen staat, maar we kunnen de problemen niet alleen oplossen.
Wie om zich heen kijkt, ziet dat iedereen en alles op de wereld innig
met elkaar verstrengeld is.
Dit boek
is een gids van de globalisering. Het wil de steekwoorden die in de discussie
over globalisering vallen helder en overzichtelijk introduceren en in
hun context plaatsen. Daarnaast geeft het de belangrijkste argumenten
van voor- en tegenstanders over die sleutelbegrippen weer. Het kiest daarbij
geen partij. Boeken met een mening over globalisering zijn er immers in
overvloed, maar er bestond nog geen boek dat neutraal en betrouwbaar de
feiten en de belangrijkste argumenten over globalisering weergaf. Dat
boek heb ik willen schrijven.
Zoals voor
elke gids is betrouwbaarheid belangrijk en daarom wil ik graag benadrukken
dat de sponsors (Novib en NCDO) zich niet hebben bemoeid met de inhoud
van dit boek. Hun standpunten heb ik op dezelfde manier behandeld als
die van andere organisaties en hun opponenten. Ook mijn eigen mening heb
ik niet willen opdringen; ik vind het belangrijker om de meningen van
voor- en tegenstanders weer te geven dan die van mijzelf. Die komt wellicht
in een ander boek aan bod.
©
Evert Nieuwenhuis: De Grote Globaliseringsgids (Van Gennep, 2005)
naar
boven
GOUDEN-BOGENTHEORIE VAN CONFLICTPREVENTIE:
theorie die stelt dat landen met McDonald’s-filialen (‘Gouden
Bogen’ verwijst naar het logo van de fastfoodketen) onderling geen
oorlog voeren. De opsteller van de theorie, de Amerikaanse columnist en
schrijver Thomas Friedman, gebruikt McDonald’s als metafoor voor
de oudere gedachte dat globalisering en vrijhandel
tot meer vrede leiden.
Geloof het of niet, maar geen enkel land met een McDonald’s-filiaal
heeft ooit een ander land met McDonald’s-filialen aangevallen. De
theorie gaat zelfs op in ’s werelds meest instabiele regio, het
Midden-Oosten. Israël heeft McDonald’s-filialen, net als Libanon,
Egypte en Saudi-Arabië. Sinds de Gouden Bogen van McDonald’s
deze landen binnentrokken, hebben ze onderling geen oorlog meer gevoerd.
In het Midden-Oosten hebben Syrië, Irak en Iran geen McDonald’s-filialen,
en dat zijn precies de landen waarmee de oorlogsdreiging met Israël
het grootst is. Ook de Palestijnse gebieden hebben geen McDonald’s-filialen.
Wat
is de Gouden-Bogentheorie?
De Gouden-Bogentheorie van Conflictpreventie is op schrift gesteld
door The New York Times-columnist en schrijver Thomas Friedman.
‘Wanneer een land zich
economisch ontwikkelt tot het niveau waarop een middenklasse ontstaat
die groot genoeg is om een McDonald’s-keten van klanten te kunnen
voorzien, wordt het een McDonald’s-land. En mensen in een McDonald’s-land
willen geen oorlogen meer voeren, die willen in de rij staan voor hamburgers,’
schrijft Friedman. (1)
Het
is dus niet McDonald’s die vrede brengt, maar de komst van een middenklasse.
Friedman draagt de klassieke theorie uit dat vrijhandel en globalisering
verspreiders van welvaart zijn: vrijhandel leidt tot meer handel, meer
handel tot meer economische groei en meer economische groei tot meer welvaart
(zie Vrijhandel).
Mondiale welvaart leidt tot meer mondiale vrede, stelt de Gouden-Bogentheorie:
door globalisering laat een mondige, mondiale middenklasse zich niet meer
zo gemakkelijk als vroeger naar het slagveld sturen, meent Friedman. Naast
welvaart spelen ook culturele factoren mee. De mondiale middenklasse deelt
deels dezelfde cultuur: ze bijten niet alleen in dezelfde Big Mac’s,
maar luisteren ook naar dezelfde muziek, kijken naar dezelfde voetbalwedstrijden
en soaps en weten door de opkomst van (mondiale)
media meer dan ooit wat er in de wereld speelt
waardoor ze voor nationalistische oorlogen niet snel meer warm te krijgen
zijn. Door globalisering worden culturele verschillen kleiner, en is er
minder aanleiding tot oorlog, is de gedachte (zie Culturele
diversiteit voor een bespreking van de gedachte dat globalisering
culturele verschillen verkleint en argumenten die dat weerspreken).
Dat internationale handel mensen weerhoudt van oorlogvoeren, is geen nieuwe
gedachte. De Franse filosoof Charles de Montesquieu (1689-1755) formuleerde
soortgelijke theorieën, en ook de Britse filosoof en econoom John
Stuart Mill (1806-1873) meende dat internationale handel oorlog zou voorkomen;
met internationale handel zijn landen immers van elkaar afhankelijk. Tijdens
de Bretton Woodsconferentie, waar de Wereldbank
en het Internationaal Monetair Fonds (IMF)
werden opgericht, was met name bij de Amerikaanse regering de relatie
handel-vrede eveneens een leidende gedachte. Ook de Wereldhandelsorganisatie
(World Trade Organization, WTO) prijst zichzelf aan als een organisatie
die niet alleen handelsoorlogen, maar ook echte oorlogen voorkomt.
Maar Friedman gaat verder. De Gouden-Bogentheorie slaat niet alleen op
een middenklasse die liever bij McDonald’s in de rij staat dan zich
in de loopgraven bevindt, er zijn ook macro-economische oorzaken: landen
die geïntegreerd zijn in de wereldeconomie (met andere woorden: landen
die ‘geglobaliseerd’ zijn), vermijden oorlog en onrust omdat
ze aantrekkelijk willen blijven voor bedrijven en investeerders, dankzij
vrijhandel. En zonder internationale bedrijven en investeerders verlies
je ‘de rat race die globalisering heet’. Friedman: ‘In
eerdere tijdperken van globalisering dachten naties die deel uitmaakten
van het internationale systeem twee keer na voordat ze problemen oplosten
door oorlog te gaan voeren, in dit tijdperk van globalisering denken ze
wel drie keer na.’
Merk op dat Friedman niet verdedigt dat er door globalisering nooit meer
oorlog zal worden gevoerd. Oeroude motieven om oorlog te voeren –
‘eer, angst en belang’ zoals de Griekse filosoof Thucydides
ze beschreef – worden door globalisering natuurlijk niet weggevaagd.
Is
er echt geen uitzondering?
Ja,
de Kosovo-oorlog (1999). In de eerste oorlogsmaand bombardeerden Amerikaanse
vliegtuigen zelfs de McDrive van Belgrado. Daar was dan de oorlog die
McPeace aan flarden schoot. Of niet? Friedman ziet in de Kosovo-oorlog
zijn gelijk juist bevestigd. Want het waren niet de Amerikaanse bommen
die president Slobodan Milosevic op de knieën kregen, maar de burgers
van Servië. Hoe langer de oorlog duurde, hoe meer hun hoop op integratie
met Europa en de rest van de wereld vervloog. Om in termen van de Gouden-Bogentheorie
te spreken: de Serviërs moesten kiezen tussen McDonald’s of
Kosovo. Ze kozen voor McDonald’s, want ze wilden liever bij de rest
van de wereld horen dan bij Kosovo, symbool van een ver heroïsch
verleden. Globalisering won het van isolationisme, meent Friedman.
Overigens acht Friedman globalisering een belangrijke oorzaak van meer
gewapende conflicten binnen landen. In zijn boek The Lexus and the
Olive Tree (1999) legt hij uit waarom: er ontstaan spanningen tussen
groepen die willen globaliseren en moderniseren (mensen die een Lexus
willen) en groepen die willen vasthouden aan oude waarden en leefpatronen
(die vasthouden aan de olijfboom). De Kosovo-oorlog was daar een voorbeeld
van, aldus Friedman.
Kritiek
De Gouden-Bogentheorie heeft veel kritiek gekregen. De feiten
mogen uitwijzen dat op die ene uitzondering na (Kosovo) McPeace bestaat,
maar als mensen zo gehecht raken aan hun hamburgers dat ze oorlog verwerpen,
waarom zou het effect dan niet ook de andere kant op werken? Met andere
woorden: trekken liefhebbers van hamburgers dan niet ook sneller ten strijde
als een vijand die hamburger dreigt af te pakken? Was het niet president
George W. Bush zelf die na de terroristische
aanslagen van 11 september 2001 veelvuldig beweerde dat de Amerikaanse
vrijheden en welvaart op het spel stonden – om vervolgens ten strijde
te trekken tegen Afghanistan en Irak? En waarom valt een McDonald’s-land
een niet-McDonald’s-land aan, vragen critici zich af.
De Gouden-Bogentheorie staat tegenover de denkbeelden van de Amerikaanse
politicoloog Samuel Huntington. Hij verwacht juist dat globalisering –
met name de toenemende interactie tussen culturen – tot een botsing
van beschavingen zalleiden. Zijn Amerikaanse collega Benjamin Barber beschrijft
in McWorld vs Jihad (1995) hoe hij een strijd ziet ontstaan tussen
westerse normen en waarden (McWorld) en die van meer traditioneel ingestelde
maatschappijen (Jihad). Francis Fukuyama, de Amerikaanse filosoof die
het ‘einde van de geschiedenis’ voorspelde (het einde van
alle ideologische strijd nu door globalisering het liberale model de wereld
verovert), is het in grote lijnen eens met Friedman. Hoewel: volgens Fukuyama
is de Big Mac geen goede indicator voor het punt waarop oorlog te duur
wordt voor de consumerende burger omdat de Big Mac te goedkoop is. Fukuyama
ziet meer in Coffee Latte van de internationale koffiehuisketen
Starbucks. Want alleen een mondaine middenklasse die ruim drie dollar
overheeft voor een kopje koffie met wat schuim, is liever consument dan
soldaat, aldus Fukuyama. (2)
Hoe het ook zij: de hippieleus Make Love, Not War heeft dankzij
Friedman een (neo)liberale tegenhanger: Make
Burgers, Not War.
Meer
weten?
•
In de latere edities van zijn boek The Lexus and the Olive Tree
(1999) gaat Friedman uitgebreid in op de kritiek die de Gouden-Bogentheorie
te verduren kreeg, te meer daar de eerste druk een paar maanden voor
het uitbreken van de Kosovo-oorlog (1999) verscheen. Het boek is in
het Nederlands vertaald als Het gouden keurslijf.
• Een ijkpunt in de discussie of globalisering vrede of oorlog
brengt, is het boek van de Amerikaanse hoogleraar Samuel P. Huntington:
The Clash Of Civilizations And The Remaking Of World Order
(1996; Nederlandse vertaling: Botsende beschavingen). Hetzelfde
geldt voor The End of History and the Last Man van Francis
Fukuyama (1992; in het Nederlands verschenen onder de titel Het einde
van de geschiedenis en de laatste mens). Benjamin Barber’s Jihad
versus McWorld (1995) is ook in het Nederlands vertaald, onder
dezelfde titel.
• Zie ook Vrijhandel voor een bespreking
van de relatie oorlog, vrede en globalisering.
Bronnen
Gouden-Bogentheorie
van Conflictpreventie:
(1) Thomas L. Friedman, The Lexus and the Olive Tree. Anchor
Books, 2000.
(2) www.oxfordstudent.com/1999-05-13/features/1, website bezocht in september
2004.
©
Evert Nieuwenhuis: De Grote Globaliseringsgids (Van Gennep, 2005)
naar
boven
OUTSOURCING: het verplaatsen van hoogwaardig werk uit geïndustrialiseerde
landen naar lagelonenlanden. Hierbij gaat het niet om eenvoudig productiewerk,
maar om hogere functies, zoals het schrijven van softwareprogramma’s
of het analyseren van medische scans.
Nog even en je moet je belastingaangifte naar India sturen. Het
zou namelijk zomaar kunnen dat de Belastingdienst een deel van haar taken
outsourced naar India. Het controleren van de ingevulde gegevens
hoeft niet per se in Groningen of Brussel gedaan te worden, en ook niet
door een Nederlander of een Belg. De Belastingdienst zou de gegevens via
internet naar een bedrijf in India kunnen
sturen, dat vervolgens de aangifte controleert. Met de veel lagere lonen
in India zou dat de belastingbetaler een hoop geld schelen.
Steeds meer hoogwaardig werk in geïndustrialiseerde landen wordt
uitbesteed aan bedrijven in andere landen. Eenvoudig productiewerk wordt
al enkele decennia naar ontwikkelingslanden verplaatst. Dalende transportkosten
en de lage lonen in arme landen maken het goedkoper om bijvoorbeeld sportschoenen
in Vietnam te laten maken en deze per containerschip naar westerse markten
te verschepen, dan deze in westerse landen te laten maken. Lage communicatiekosten
doen in toenemende mate hetzelfde voor hoogwaardige functies: de globalisering
van het kantoorwerk. Een legioen hoogopgeleide Indiërs, Pakistani,
en Chinezen staat klaar om het werk over te nemen. Zoals Nandan Nilekani,
bestuursvoorzitter van Infosys Technologies India het zegt: ‘Al
het werk dat door een draadje kan, ligt voor ons voor het grijpen.’
(1)
Van telefoniste...
Een bekend voorbeeld zijn de call centers in India.
Grote Amerikaanse bedrijven, zoals verzekeringsmaatschappijen of softwareproducenten,
verplaatsen hun helpdesk naar India. Indiase telefonisten voeren de gesprekken
met de klant. De Indiërs werken ’s nachts (het is dan dag in
Amerika), leren spreken met een Amerikaans accent en nemen een Amerikaanse
naam aan zodat de klant zich op z’n gemak voelt. De Indiërs
moeten zelfs plaatsnamen uit de buurt van de klant leren en ze worden
op de hoogte gebracht van lokale nieuwtjes. (2)
Niet alleen Engelstalige landen verplaatsen hun telefonische werk. Ook
Franse bedrijven schakelen de telefoon door naar oude koloniën als
Ivoorkust. Het weekblad Carp meldde in 2004 dat enkele Nederlandse
bedrijven hun call center hebben verplaatst naar Zuid-Afrika, waar Afrikaans
sprekende telefonistes de Nederlandse klanten te woord staan. (3)
...tot chirurg
Maar outsourcing gaat om meer dan call centers. Britse architectenbureaus
laten schetsen uitwerken in Vietnam, Nederlandse softwareproducenten kiezen
voor Tsjechische whizzkids, Indiase advocaten behandelen Amerikaanse
echtscheidingsprocedures, KLM heeft de eigen inkoopafdeling grotendeels
opgedoekt en de inkoop uitbesteed aan een Indiaas bedrijf, Reuters laat
Wall Street-berichten schrijven in Bangalore (India) en Amerikaanse belastingadviseurs
halen de schoenendoos met bonnetjes door een scanner, sturen de digitale
documenten naar Bangalore, en ontvangen de volgende ochtend de
ingevulde belastingformulieren per e-mail. (4)
Niet alle beroepen kunnen verplaatst worden. Denk aan een receptionist,
die moet immers achter de receptie zitten. Of niet? In mei 2005 presenteerde
een Amerikaans bedrijf de eerste receptioniste die niet in het chique
New Yorkse kantoorpand zat, maar duizenden kilometers verderop: in Pakistan.
Door middel van een videoverbinding had ze contact met de bezoekers, en
met een druk op de knop opende ze de deur. (5)
Kunstenaars dan, die kunnen niet outsourced worden. Hoewel: de Kunstfabriek
is een atelier in Amsterdam waar Nederlandse kunstenaars ontwerpen maken
en ze vervolgens laten schilderen door kunstenaars in China.
Artsen,
die zijn niet te verplaatsen, toch? Soms wel. In India lezen radiologen
de cat-scans voor een second opinion. Thaise ziekenhuizen specialiseren
zich in bepaalde medische ingrepen, zoals plastische chirurgie of heupoperaties.
De Thaise arts blijft in de Thaise kliniek, want voor een Nederlandse
of Belgische verzekeringsmaatschappij kan het goedkoper zijn om de patiënt
naar Thailand te laten vliegen dan een behandeling in Nederland te vergoeden.
In Londen experimenteert een ziekenhuis met een robot die de dagelijkse
ronde van de arts maakt. Via een videoverbinding kan de patiënt met
de arts praten, die op een andere locatie in Londen werkt. Maar waarom
zou die arts zich niet in India, Kenia of Hongkong kunnen bevinden?
Alleen kappers lijken nog zeker van hun baan. Voorlopig.
Deuk in het vertrouwen
De omvang van outsourcing maakt het Westen nerveus. Lagelonenlanden
concurreren nu direct met datgene waarvan het Westen altijd dacht dat
het een beslissende voorsprong had: kennis. Wanneer eenvoudig productiewerk,
zoals het maken van sportschoenen, van westerse landen verplaatst wordt
naar lagelonenlanden, zo voorspelden economen altijd, zouden de verloren
banen gecompenseerd worden door hoogwaardigere banen (zie Vrijhandel).
Maar nu westerse bedrijven zelfs hun onderzoeksafdelingen in toenemende
mate verplaatsen naar lagelonenlanden, dringt de vraag zich op waar werknemers
in het Westen hun geld mee moeten verdienen. Worden de ontwikkelde landen
ingehaald door de ontwikkelingslanden?
Daarnaast zet het succes van outsourcing volgens sommige economen een
van de belangrijkste economische principes onder druk: dat van de comparatieve
voordelen. Zie aldaar, onder het kopje De theorie klopt niet.
Meer weten?
• De Amerikaanse journalist Thomas Friedman schreef een
pakkend boek over de mondiale outsourcing-revolutie: The World is
Flat – A brief History of the Twenty-First Century (2005).
• Op www.vpro.nl is een prachtige, bekroonde documentaire van
Roel van Broekhoven te zien: Even India bellen... de globalisering
van het kantoorwerk (2001).
• Wat betekent outsourcing voor Nederland? De rekenmeesters van
het Centraal Planbureau deden onderzoek naar deze vraag: Verplaatsing
uit Nederland, Motieven, Gevolgen en Beleid (2005). Te downloaden
via www.cpb.nl.
Bronnen
Outsourcing:
(1)
Zoals geciteerd in Thijs Peters, ‘Ander werk’, Intermediair,
21 oktober 2004.
(2) Roel van Broekhoven, Even India bellen... 2002, tv-documentaire,
zie www.vpro.nl.
(3) NRC Handelsblad, ‘Franse banken schakelen Senegalezen
in’, 8 juli 2004 & Jacco Kroon, ‘Your callcenter needs
you’, www.carp.nl, website bezocht in juni 2005.
(4) Dan Robers & Edward Luce, ‘Service industries go global’,
Financial Times, 20 augustus 2003; Kees Versluis, ‘Go east,
young man’, Intermediair, 4 november 2004; Marco Visscher,
‘De revanche van de rechterhersenhelft luidt de opkomst in van een
nieuw tijdperk’, Ode, nr 76; Ilya van Marle, ‘Wat
ú doet, kan hij goedkoper’, Intermediair, 20 november
2003; De Journalist, ‘Journalistiek uit lagelonenlanden’,
12 maart 2004; Ben Knapen, ‘De kabel maakt alles plat’, NRC
Handelsblad, 13 mei 2005.
(5) NRC Handelsblad, ‘De telefoniste? Die zit in Pakistan’,
14 mei 2005.
©
Evert Nieuwenhuis: De Grote Globaliseringsgids (Van Gennep, 2005)
naar
boven
|