
Evert
Nieuwenhuis
De Grote Globaliseringsgids - van Aandeelhouder tot
Zapatista
Globalisering – het proces waarin landen, culturen en mensen steeds
meer met elkaar vervlochten raken – verandert de wereld ingrijpend.
De wereldwijde discussie over de voor- en nadelen van globalisering, voor
zowel rijke als arme landen, lijkt (eindelijk) het Nederlandse publiek
te bereiken. Maar wat is globalisering precies? En waar staan al die technische,
vaak economische termen voor?
In deze toegankelijke, onafhankelijke gids wordt het alfabet van de globalisering
behandeld, variërend van de A van Aandeelhouder tot de Z van Zapatista.
Of het nu gaat om instituten als de Wereldbank, het IMF of de WTO, om
plaatsen als Bretton Woods, Davos of Porto Alegre, of om fenomenen die
onlosmakelijk met globalisering verbonden zijn zoals terrorisme, klimaatverandering
of migratie – dit encyclopedische naslagwerk legt per steekwoord
kort, zakelijk en helder uit waar het voor staat. Ook onderwerpen als
voetbal, internet en soaps passeren de revue.
De Grote Globaliseringsgids geeft de feiten en de belangrijkste discussiepunten
weer. Voor beginners en gevorderden.
Voor een
overzicht van alle lemma's in De Grote Globaliseringsgids, surf
naar www.GroteGlobaliseringsGids.nl
en druk op de knop Inhoud
op het beginscherm.
•
• •
Hieronder
vindt u enkele voorbeeldteksten van het boek, waaronder het lemma over
Culturele Diversiteit.
Wanneer in de tekst een woord in kleur is
afgedrukt, wordt er verwezen naar een ander lemma in het boek. Ook vervoegingen
van een woord verwijzen naar het bijbehorende lemma: ‘talen’
verwijst naar het lemma Taal, ‘migranten’
naar het lemma Migratie, et cetera.
Klik op één van de voorbeeldteksten:
• Voorwoord: Waarom
dit boek?
• Culturele Diversiteit
•
Meer voorbeeldteksten
•
• •
Voorwoord:
Waarom dit boek?
Terwijl ik dit schrijf, zie ik vanuit mijn ooghoek op de televisie honderden
popsterren en rockveteranen in negen landen optreden in de strijd tegen
armoede. Het is zaterdag 2 juli 2005, de dag van Live 8. Bijna elk kwartier
spreekt een beroemdheid de honderdduizenden fans toe over armoede. De
een stelt dat ‘elke drie seconden een kind aan een ziekte sterft
die gemakkelijk te voorkomen is’ en de ander dat ‘vanavond
dertigduizend mensen aan extreme armoede gestorven zijn, net als morgenavond,
en alle avonden daarna’. En vooral: dat wij daar iets aan kunnen
doen. Volgens de kranten zou ongeveer een derde van de wereldbevolking
met mij ‘het grootste popevenement ooit’ volgen. Als dat geen
globalisering is.
Ik merk
dat Live 8 me raakt, en me zelfs ontroert. Eindelijk aandacht voor wat
onmiskenbaar ’s werelds grootste probleem is: armoede. Tijdens Live
8, en ook in de aanloop naar de bijeenkomst van de G8 (de zeven rijkste
industrielanden plus Rusland), de aanleiding voor Live 8, heb ik meer
media-aandacht voor de mondiale armoede gezien dan ooit en vooral voor
de vraag wat we eraan kunnen doen. En dan staat de historische top van
de Verenigde Naties in september 2005 nog op de agenda, waar zo’n
190 wereldleiders zich over soortgelijke vragen zullen buigen, net als
de cruciale onderhandelingstop in december van de Wereldhandelsorganisatie
(WTO) in Hongkong.
Tegelijkertijd
erger ik me. In krantenberichten en op televisiejournaals lees en hoor
ik rammelende redeneringen en cijfers die niet kúnnen kloppen.
En bovenal mis ik een heldere, evenwichtige discussie waarin voor- en
tegenstanders aan het woord komen over de vraag hoe armoede het best te
bestrijden valt. Precies de reden waarom ik twee jaar geleden aan dit
boek begon.
In 1999
zette ik in Afrika mijn eerste schreden op het journalistieke pad. Ik
was net afgestudeerd en wilde zien, horen, ruiken en voelen hoe een grote
meerderheid van de wereldbevolking leeft: in armoede. Na een half jaar
met pen en notitieblok door Afrika gezworven te hebben, keerde ik met
veel indrukken en nog meer vragen terug. Vooral die ene vraag bleef onbeantwoord:
hoe moeten we armoede bestrijden?
De sombere
cijfers en felle aanklachten van hulporganisaties en andersglobalisten
zijn indrukwekkend, maar liberale economen stellen dat de afgelopen twintig
jaar de armoede juist spectaculair is gedaald. Het percentage van de wereldbevolking
dat van minder dan een dollar per dag moet leven, is volgens hen gehalveerd
naar eenentwintig procent. Vooral de ontwikkelingslanden zouden worden
opgestoten in de vaart der volkeren: sinds 1970 steeg de gemiddelde levensverwachting
er van vijfenvijftig naar vierenzestig jaar, daalde de kindersterfte met
twintig procent, liep het analfabetisme in rap tempo terug en zakte het
percentage ondervoede mensen van vijfendertig naar zeventien procent.
En niet te vergeten: er leven meer mensen dan ooit in een democratie.
Mijn zoektocht leverde dus geen eenduidig, overzichtelijk antwoord op.
Eén
ding was me wel duidelijk geworden: het codewoord is globalisering, het
proces waardoor mensen wereldwijd in toenemende mate van elkaar afhankelijk
zijn.
Ik besloot een boek te schrijven waarin op heldere, toegankelijke wijze
dat ogenschijnlijk mythische en mistige begrip ‘globalisering’
ontleed wordt. Er ging een wereld voor me open. Door bij voor- en tegenstanders
te rade te gaan – van radicale andersglobalisten tot fervente neoliberale
economen – werd mijn wereldbeeld veel genuanceerder. Ook leerde
ik dat globalisering alles met Nederland te maken heeft.
‘Nederland
is Nederland niet meer,’ hoorde je in straatinterviews in de aanloop
naar het referendum over de Europese Grondwet (2005). Maar Nederland bestaat
al lang niet meer. Nederland is een gebied dat aan de delta van enkele
grote Europese rivieren ligt, een regio die meedeint op de golven van
globalisering. ‘De politiek kan niets anders dan de ligstoelen herschikken
op het dek van de Titanic,’ zoals een andersglobalist het met gevoel
voor drama verwoordde. Wie ervoor pleit dat Nederland zijn soevereiniteit
niet moet opgeven, heeft niet door dat Nederland die soevereiniteit al
lang heeft verloren. Ga maar na: de belangrijkste problemen voor Nederland
zijn in eigen land alleen niet op te lossen: het omgaan met radicaliserende
moslimjongeren die terrorisme bejubelen, het op gang brengen van de economie,
het terugdringen van luchtvervuiling in steden, het reguleren van (illegale)
arbeidsmigratie, het in stand houden van de welvaartsstaat – al
deze problemen zijn in hoge mate internationaal bepaald. Niet dat Nederland
met lege handen staat, maar we kunnen de problemen niet alleen oplossen.
Wie om zich heen kijkt, ziet dat iedereen en alles op de wereld innig
met elkaar verstrengeld is.
Dit boek
is een gids van de globalisering. Het wil de steekwoorden die in de discussie
over globalisering vallen helder en overzichtelijk introduceren en in
hun context plaatsen. Daarnaast geeft het de belangrijkste argumenten
van voor- en tegenstanders over die sleutelbegrippen weer. Het kiest daarbij
geen partij. Boeken met een mening over globalisering zijn er immers in
overvloed, maar er bestond nog geen boek dat neutraal en betrouwbaar de
feiten en de belangrijkste argumenten over globalisering weergaf. Dat
boek heb ik willen schrijven.
Zoals voor
elke gids is betrouwbaarheid belangrijk en daarom wil ik graag benadrukken
dat de sponsors (Novib en NCDO) zich niet hebben bemoeid met de inhoud
van dit boek. Hun standpunten heb ik op dezelfde manier behandeld als
die van andere organisaties en hun opponenten. Ook mijn eigen mening heb
ik niet willen opdringen; ik vind het belangrijker om de meningen van
voor- en tegenstanders weer te geven dan die van mijzelf. Die komt wellicht
in een ander boek aan bod.
©
Evert Nieuwenhuis: De Grote Globaliseringsgids (Van Gennep, 2005)
naar
boven
CULTURELE DIVERSITEIT:
de wereld kent veel (sub)culturen, met verschillende talen, muziek, literatuur
en kunst. Critici menen dat globalisering culturele verschillen verkleint
en een belangrijke oorzaak is van de opkomst van een eenvormige mondiale
cultuur. De Amerikaanse cultuur wordt vaak als grote zondebok aangewezen
en zou lokale culturen verdringen. Anderen zijn minder pessimistisch en
prijzen de culturele kruisbestuiving die globalisering veroorzaakt.
‘Ik wil niet dat mijn huis een vesting wordt en mijn ramen
dichtgespijkerd zijn. Ik wil dat de culturen van alle landen vrijuit rond
mijn huis kunnen waaien. En ik weiger mij omver te laten waaien door een
van hen.’ (1)
De verzuchting van Mahatma Gandhi (1869-1948) is veel mensen uit het hart
gegrepen. Wereldwijd hebben mensen het gevoel dat hun cultuur wordt weggevaagd
door de wervelwind die globalisering heet. Of het nu gaat om het langzaam
verdwijnen van de siësta rondom de Middellandse Zee, de eenvormigheid
in architectuur (van China tot IJsland: alle flatgebouwen lijken op elkaar)
tot het ontstaan van een mondiale avantgarde in de moderne schilderkunst
– globalisering verandert lokale culturen.
Niet iedereen is zo somber. Optimisten wijzen op de culturele verrijking
die globalisering met zich meebrengt. Door globalisering kan iedereen
cd’s van Braziliaanse dj’s kopen, luisteren naar oude Portugese
fadomuziek, swingen op Afropop en griezelen bij Japanse tekenfilms. Met
andere woorden: dankzij globalisering kan iedereen genieten van de enorme
culturele diversiteit die de wereld te bieden heeft en is een mens niet
opgesloten in de monocultuur van zijn eigen omgeving. Bovendien zorgt
globalisering voor verrassende kruisbestuivingen. Het vermengen van stijlen
is een verrijking voor elke cultuur, zo is de gedachte, of het nu gaat
om de schilder Pablo Picasso (die zich in sterke mate door Afrikaanse
kunst liet beïnvloeden) of de Colombiaanse popster Shakira (die Arabische
muziek met tango, reggae en rock vermengt).
Globalisering
en cultuur
Culturen hebben elkaar altijd beïnvloed – dat zal
niemand bestrijden – en globalisering versnelt dit proces. Door
de opkomst van wat in het inleidende hoofdstuk is omschreven als ‘de
motoren van globalisering’ (zoals communicatietechnologie en wereldhandel),
is de interactie tussen culturen enorm toegenomen. Westerse muziek (van
symfonie tot topveertighits) is op elke transistorradio waar ook ter wereld
te horen, Indiase Bollywood-films (waarover later meer) en Chinese Kung-Fu
films verschijnen op bioscoop- en televisieschermen over de hele wereld.
De mondiale handel in ‘culturele producten’ – film,
fotografie, radio, televisie, kranten, tijdschriften, literatuur, muziek
en visuele kunsten – is tussen 1980 en 2000 explosief toegenomen:
een verviervoudiging met een waarde van zo’n 380 miljard dollar
per jaar. Tachtig procent van deze handelsstromen komt uit dertien landen
van de bijna tweehonderd landen die de wereld kent. Een groot deel van
deze handelsstromen vindt plaats tussen geïndustrialiseerde landen.
Amerika neemt het grootste gedeelte van de mondiale export voor zijn rekening.
(2)
De toegenomen mondiale handel in culturele producten, en met name het
feit dat deze gedomineerd woord door de export uit een handjevol landen,
baart veel mensen zorgen. Hoewel China, India en Brazilië in hun
regio grote culturele invloed hebben, wordt vaak het Westen, en met name
Amerika, als zondebok aangewezen. Zoals een rapport van de Verenigde
Naties concludeert na gesprekken met talloze vertegenwoordigers
van overheden, bedrijven en niet-gouvernementele
organisaties (ngo’s) aan het begin van deze eeuw: ‘Er
is wijd verspreide bezorgdheid over de overweldigende dominantie van de
cultuur en waarden van de Verenigde Staten en andere westerse landen in
de mondiale media- en entertainmentindustrie. De angst heerst dat de continue
blootstelling aan beelden van westerse levensstijlen en rolmodellen tot
spanningen leidt en voor culturele en sociale verdeeldheid zorgt.’
(3)
Cultuur: beschermen of niet?
Veel landen willen hun cultuur beschermen en verlenen steun aan
culturele sectoren. Een goed voorbeeld is de filmindustrie. Een nationale
filmindustrie is voor veel landen belangrijk. Films van eigen bodem beschouwen
zij als een essentieel onder- deel van hun nationale cultuur. Maar films
maken voor de kleine nationale markt is niet altijd kostendekkend, en
daarom verlenen veel overheden steun aan hun filmindustrie. Er is nog
een reden voor de overheidssteun: Amerikaanse producenten hebben gemiddeld
twee tot drie keer meer te besteden dan Europeanen, om over de reclamebudgetten
nog maar te zwijgen. Zonder overheidssteun zouden nationale films uit
de bioscopen weggeconcurreerd worden.
Frankrijk is een van de weinige Europese landen die een economisch gezonde
filmsector heeft, mede dankzij de vierhonderd miljoen dollar die het jaarlijks
aan zijn filmindustrie geeft. Ook in andere landen wordt film beschermd.
Nederland introduceerde in de jaren negentig een systeem van fiscale voordelen
voor private investeerders in films. In Korea moeten bioscopen een vastgesteld
aantal dagen per jaar Koreaanse films vertonen. In Hongarije moet minimaal
vijftien procent van de televisieprogramma’s
Hongaars zijn. (4)
Dit soort beschermende maatregelen is onderwerp van discussie in de Wereldhandelsorganisatie
(World Trade Organization, WTO), de organisatie
waarin landen afspraken maken over internationale handel. Subsidies en
quota zijn namelijk handelsbarrières:
ze verhinderen een vrije internationale handel, ook voor culturele producten.
Binnen de WTO geldt het principe ‘gelijke monniken, gelijke kappen’.
Wanneer nationale culturele producten, zoals films, bevoordeeld worden
ten opzichte van buitenlandse producten, hebben niet alle monniken dezelfde
kap.
Critici vinden dat culturele uitingen geen gewone handelswaar zijn, zoals
dat wel geldt voor appels en computers. Cultuur is uniek en vertegenwoordigt
een nationale identiteit, zeggen voorstanders van culturele bescherming,
en het verdient daarom bijzondere aandacht. Als de markt de vrije hand
krijgt, zal het culturele aanbod verschralen. De cultuur wordt monotoon,
en andere grote culturen zullen de eigen cultuur gaan domineren, is de
gedachte. Mede door Frans verzet hebben culturele producten een uitzonderingsstatus
in de WTO. De VS zijn ’s werelds grootste exporteur van culturele
producten en er is met name vanuit Amerika grote druk om deze net zo te
behandelen als appels en computers. Dat zou onder meer betekenen dat steun
aan de filmsector niet meer toegestaan is, wat volgens sommigen de doodssteek
zou zijn voor – bijvoorbeeld – de Nederlandse filmindustrie.
(5)
Niet iedereen onderschrijft de gedachte dat culturele producten een uitzonderingsstatus
moeten hebben. Subsidies, quota en andere handelsbarrières hebben
volgens hen een groot nadeel: politici en ambtenaren bepalen wat ‘goede’
en ‘slechte’ cultuur is. Waarom zouden mensen niet zelf die
keuze kunnen maken? Wie heeft het recht om te zeggen dat het Nederlandse
volk naast de Amerikaanse sitcom Seinfeld ook moet kijken
naar de Nederlandse spruitjesluchtkomedie Toen was geluk nog heel
gewoon? zo vragen voorstanders van vrijhandel
in culturele producten zich af. Stel dat de Nederlandse overheid eeuwenlang
had volgehouden dat Duitse symfonieën on-Nederlands waren en niet
ten gehore gebracht mochten worden – dan zouden we nu nog naar de
klompendans luisteren, schamperen zij. Sommigen menen dat juist overheidssteun
en -bescherming voor culturele eenvormigheid zorgen. Kunstenaars moeten
immers in de smaak vallen bij de subsidiegevers, en dat smoort vernieuwende
en creatieve kunst.
Cultuurverdrag
Onder de hoede van unesco, de VN-organisatie voor Onderwijs,
Wetenschap en Cultuur, wordt onderhandeld over een mondiaal verdrag dat
‘de diversiteit van culturele inhouden en artistieke expressies’
moet beschermen. De onderhandelingen verlopen moeizaam. Heet hangijzer
is of subsidies, quota en andere protectionistische
overheidsmaatregelen zijn toegestaan. Check www.unesco.org voor de laatste
stand van zaken.
Amerikaans cultuurimperialisme?
‘De Verenigde Staten moeten (...) de ether beheersen zoals
de Britten ooit de zeeën beheersten,’ schreef David J. Rothkopf,
de hoogste ambtenaar op het ministerie van Handel tijdens het eerste presidentschap
van Bill Clinton. (6)
Is het de Amerikanen gelukt? Is de wereld ten prooi gevallen aan Amerikaans
cultuurimperialisme?
De vraag is moeilijk te beantwoorden. Hieronder lopen we een rijtje indicatoren
af en vaak zal blijken dat lokale culturele uitingen populairder zijn
dan Amerikaanse. Maar daarmee is niet alles gezegd over de invloed van
de Amerikaanse cultuur op de lokale cultuur. Als Chinese popmuziek en
films steeds vaker jong, hip, snel en sexy zijn, is dat dan Chinese modernisering
of het gevolg van de verspreiding van de Amerikaanse cultuur? De meningen
verschillen.
Film
‘De meest populaire kunstvorm ter wereld’ is onmiskenbaar
beïnvloed door Hollywood. Volgens een onderzoek van unesco, een onderdeel
van de Verenigde Naties, importeerden in de
jaren negentig 92 op de honderd landen meer films dan ze zelf produceerden.
In negen op de tien landen komen de meeste buitenlandse bioscoopfilms
uit Amerika. Titanic, de film met de grootste opbrengsten ooit,
haalde driekwart van de 1,8 miljard dollar opbrengst op buiten de Verenigde
Staten. Zoals uit grafiek 6 blijkt, is het percentage Amerikaanse films
in veel Europese bioscopen de afgelopen twintig jaar gestegen, ondanks
de aanwezigheid van een eigen, relatief sterke filmindustrie. (7)
Jaarlijks worden wereldwijd zo’n drieduizend films gemaakt, en het
grootste gedeelte van de opbrengsten vloeit naar de Verenigde Staten (zo’n
35 procent). Hollywood verdient dus het meest. Maar volgens andere maatstaven
is Hollywood
niet de grootste filmindustrie in de wereld. Dat is Bollywood, de Indiase
filmindustrie die in Bombay is gevestigd (dat tegenwoordig overigens Mumbai
heet). Niet alleen produceert Bollywood twee keer meer films dan Hollywood
(elfhonderd tegen 593 in 2003), er kijken ook meer mensen naar. Het publiek
voor Indiase films wordt door Screen Digest, een veel geciteerde
bron, geschat op 3,6 miljard mensen per jaar. Dat is een miljard meer
dan Hollywood trekt. Films uit Bollywood betoveren het publiek in het
Midden-Oosten, Centraal-Azië, Afrika, Latijns-Amerika en in toenemende
mate in Amerika en Europa.
Kleine landen kunnen een bloeiende filmindustrie hebben. Neem Nigeria,
waar films uit Nollywood (de Nigeriaanse filmindustrie) vrijwel alle buitenlandse
films van het scherm hebben verdrongen (zie Glokalisering,
onder het kopje Nollywood).

Televisie
Slechts een op de vier huishoudens wereldwijd heeft een televisie, maar
dat aantal neemt snel toe.(8) De mondiale opkomst van televisie is innig
verbonden met globalisering en een van de grootste verspreiders van de
Amerikaanse cultuur. Of niet? Zoals besproken in het lemma televisie,
kijkt het grote publiek liever naar lokaal geproduceerde televisieprogramma’s
dan naar Amerikaanse. Dat mag zo zijn, werpen anderen tegen, maar lokale
programma’s lijken vaak als twee druppels water op Amerikaanse programma’s.
Soaps zijn een verhaal apart. Het is waarschijnlijk ’s werelds meest
populaire format op televisie en volgens critici een icoon van Amerikaanse
oppervlakkigheid en materialisme. Verrassend genoeg komen ’s werelds
best bekeken en meest geliefde soaps niet uit Hollywood of New York, maar
uit Mexico Stad en São Paulo. Zie Soaps.
Muziek
Als popster Britney Spears in haar nieuwste videoclip op de mondiale muziekzender
mtv haar truitje wat optrekt, duurt het niet lang of miljoenen meisjes
wereldwijd lopen met een blote navel. Muziek is een krachtig middel voor
het verspreiden van cultuur. De reikwijdte van de Amerikaanse muziekindustrie
wordt over het algemeen overschat: de meeste mensen in de wereld kopen
cd’s met lokale muziek (zie tabel 5). Amerikaanse artiesten zetten
wellicht de toon, maar lokale artiesten stelen de show.

Taal
Engels, de taal van Amerikanen, wint terrein.
Zo willen steeds meer landen, variërend van Chili tot Mongolië,
het leren van Engels verplicht stellen in het middelbaar onderwijs. Engels
is de enige grote taal waarvoor geldt dat het aantal mensen dat die taal
als tweede taal spreekt (350 miljoen) groter is dan het aantal mensen
dat met deze taal is opgegroeid (322 miljoen). Het aantal mensen dat op
een of andere manier met Engels uit de voeten kan zonder het volledig
te beheersen, is veel hoger: naar schatting zijn dat 1,6 miljard mensen,
bijna een kwart van de wereldbevolking. De verspreiding van het Engels
kan niet volledig aan Amerika worden toegeschreven. In het overgrote deel
van de wereld, inclusief Amerika zelf, is het Engels door de Britten geïntroduceerd.
(9)
Internet vergroot de invloedssfeer van het
Engels. Naar schatting is 75 procent van alle tekst die op internet verschijnt
in het Engels geschreven, terwijl een veel kleiner deel van alle internetgebruikers
Engels als moedertaal heeft. (10).
Meer
weten?
•
UNESCO is de organisatie die zich binnen het VN-systeem bekommert om
(onder meer) culturele diversiteit. Op www.unesco.org is een schat aan
informatie en doorverwijzingen te vinden over culturele diversiteit.
• UNDP, de VN-organisatie die zich richt op de ontwikkeling van
arme landen, publiceert jaarlijks het gezaghebbende Human Development
Report. Telkens staat een thema centraal, en in 2004 was dat ‘Cultural
liberty in today’s diverse world’. Degelijk, toegankelijk
en gratis te downloaden via www.undp.org.
• Wereldwijd zijn er tal van niet-gouvernementele organisaties
die zich met culturele diversiteit bezighouden. Een aantal van hen komt
samen in het International Network for Cultural Diversity (INCD, www.incd.net),
een wereldwijd netwerk van kunstenaars en culturele organisaties die
de ‘homogeniserende effecten van globalisering op cultuur’
wil tegengaan. Hivos, een van de grotere Nederlandse ontwikkelingsorganisaties,
heeft cultuur als een van haar speerpunten (www.hivos.nl).
• Joost Smiers, verbonden aan de Hogeschool voor de Kunsten in
Utrecht, schreef het boek Arts under pressure – Promoting
Cultural Diversity in the Age of Globalization (2003). Zijn boek
stoelt op gedegen onderzoek en is toegankelijk geschreven.
• Het boek dat miljoenen mensen vertrouwd maakte met het begrip
corporate culture (ofwel de invloed van grote bedrijven op
cultuur) is Naomi Kleins No Logo (2001). Lees Tyler Cowens
veel geprezen In Praise of Commercial Culture (1998) voor een
tegenovergestelde visie.
• Benjamin Barbers Jihad versus McWorld (1995, Nederlandse
vertaling 2002) is een veel geciteerd boek in de discussie over het
verspreiden van de westerse cultuur. Volgens Barber zal de geglobaliseerde,
westerse cultuur bij veel gemeenschappen, bijvoorbeeld Arabische, op
verzet stuiten. Toen zijn boek verscheen leefde bij velen de tegenovergestelde
gedachte, namelijk dat globalisering de wereldvrede zou bevorderen (zie
Gouden-Bogentheorie
van Conflictpreventie). Zijn boek werd weer actueel na de terroristische
aanslagen in New York en Washington van 11 september 2001.
Bronnen
Culturele Diversiteit:
(1) UNDP, Human Development Report 2004, p. 85.
(2) UNESCO, Study of International Flows of Cultural Goods between 1980
and 1998 2000, zoals geciteerd in UNDP, Human Development Report 2004,
p. 86.
(3) ILO, A Fair Globalization 2004, §222.
(4) The Economist, Globalisation, making sense of an integrating world.
The Economist / Profile
Books, 2001, p. 86-92; data uit verschillende onderzoeken, alle geciteerd
in: UNDP, Human
Development Report 2004, p. 98-99.
(5) Karin Wolfs, ‘Regering laat cultuur vallen’, De Filmkrant,
22 februari 2005.
(6) David J. Rothkopf, ‘In Praise of Cultural Imperialism?’,
Foreign Policy, zomer 1997.
(7) Deze paragraaf is gebaseerd op meerdere onderzoeken waaronder die
van Screen Digest, zoals geciteerd in UNDP, Human Development Report
2004, p. 86-87; Scott Elder, ‘The Reel World’, National
Geographic Magazine, maart 2005.
(8) The Economist/Profile Books, Pocket World in Figures 2004.
(9) James Brooke, ‘For Mongolians. E Is for English, F Is for Future’,
The New York Times, 15
februari 2005; Payal Sampat, ‘World’s Many Languages Disappearing’,
State of the World
2001, Worldwatch Institute; Joshua Fishman, ‘The New Linguistic
Order’, Foreign Policy,
winter 1998-1999.
(10) Global Reach, www.glreach.com/globstats, tevens geciteerd in: The
Economist, ‘Babel runs backward’, 1 januari 2005.
©
Evert Nieuwenhuis: De Grote Globaliseringsgids (Van Gennep, 2005)
naar
boven
|